Zoals in geschiedenis (1) te lezen is zijn straten als de Looijdijk maar ook de Burgemeester de Withstraat, de Voordorpsedijk en de Groenekanseweg in de middeleeuwen ontstaan door veenontginning. Bij elke strook veen werd aan het einde een wetering gegraven voor de ontwatering om zodoende bouwland te creëren. De afgegraven grond werd gebruikt om een dijkje van te maken.
Water heeft in het gebied ten oosten van Utrecht een belangrijke rol gespeeld. Tot in de 19e eeuw waren de kanalen, trekvaarten en weteringen belangrijke vervoersaders, vaak ver te verkiezen boven de moeilijk begaanbare zandwegen.1)
Aan een foto uit het begin van de 20ste eeuw (kijkend in westelijke richting) kan je nog enigszins zien dat er vroeger echt sprake was van een dijkje.
Sinds er plm 1830 een echt kadaster bestond is er na te zoeken wie er de verschillende percelen sinds die tijd hebben bezeten. De Historische Kring De Bilt heeft daarvan een interessante uitgave gemaakt met enkele kaarten2).
Uit “De Bilt in 1832” van de Historische Kring:
……
Op een bevolking van circa 1200 zielen in 1832 was het aantal eigenaren van onroerend goed slechts 90! Zo vermeldt de OAT3) maar twee schoenmakers, terwijl er in 1795 acht en in 1815 vier waren. Anderzijds verschaft de OAT met 25 verschillende beroepen een veel gedifferentieerder beeld van de beroepsbevolking dan de enquete van 1815. Slecht vertegenwoordigd in de OAT zijn, niet verrassend, de daggelders en ongeschoolde werknemers. Halverwege de negentiende eeuw maakten zij meer dan 50% van de beroepsbevolking uit. Slechts twee van hen staan in de OAT als eigenaar vermeld. De geschoolde knechten woonden vaak in bij hun bazen, hun ongeschoolde collega's waren in de kleine huurhuisjes woonachtig die in de steegjes te vinden waren, bijvoorbeeld het steegje van Van Santen en de andere stegen die toen te vinden waren nabij de huidige Dorpsstraat vanouds Steenstraat.
……
De bebouwde kom van De Bilt is ontstaan bij de scherpe hoek die de huidige Dorpsstraat vanouds Steenstraat vormt met de ontginningsdijk die naar Blauwkapel leidt. Rond 1832 kende de gemeente alleen daar aaneengesloten bebouwing, bestaande uit woningen, ambachtelijke bedrijfjes, herbergen en een enkele boerderij. Buiten de kom bevonden (en bevinden) zich op Bilts grondgebied diverse landgoederen, de meeste eveneens gelegen langs of vlakbij de straatweg. De meeste boerenbedrijven en -bedrijfjes waren gelegen op de voor landbouw geschikte gronden ten zuiden van de dorpskern.
……
1) Van Oostbroek tot Westbroek; Joost van der Spek blz 54
2) De Bilt in 1832 – Grondgebruik en eigendom – tekst en kaarten; uitgave Vereniging Historische Kring d’Oude School, De Bilt
3) OAT: Oorspronkelijke Aanwijzende Tafel, een kadasterdocument waarin de percelen werden beschreven (grootte, eigenaar, erfpachter, enz.)